Kleine geschiedenis
De oudste naam van het dorp Kollum is ‘Colleheim’. Deze wordt al in 8e eeuw aangetroffen. In de 14e eeuw smolten de nederzettingen Colleheim en Annyeburen samen op de huidige plek van het dorp. De plaats nam voortdurend in betekenis toe en bezat al in 1543 straten met officiële namen. (kaart boven: Schotanus-Halma atlas 1718)
Destijds lag Kollum aan zee. Ze had een drukke haven, waaraan de naam Schreiershoek in het dorp nu nog herinnert (foto boven: ca. 1910). De naam ontstond omdat het de plek was vaar veel zeelieden afscheid namen van hun geliefden. Ander leed werd veroorzaakt door stormvloeden die het dorp teisterden. De Sint-Pietersvloed in 1651 bijvoorbeeld. Of de Kerstnachtvloed van 1717 toen volgens de verslagen bij het dorp “een menigte van menschen en nog meer beesten verdroncken”.
Kollum is altijd een bedrijvige gemeenschap geweest. In de 17e eeuw had ze aan haar oostzijde een aantal kalkovens en bezat ze zelfs een waag. Aan het einde van de 17e eeuw werden de trekvaarten gegraven. Deze verbeterden haar verbinding over het water naar Dokkum, Leeuwarden en Groningen.
Een berucht moment in haar geschiedenis was het ‘Kollumer Oproer’ in 1797. In de periode van de Franse bezetting was het een uiting van Oranjegezindheid en nationalisme. Ze werd door de Fransgezinden met geweld werd neergeslagen.
De Maartenskerk (foto boven, rond 1930) heeft haar oorsprong in het begin van de 13e eeuw net als de van tufsteen gebouwde toren. De huidige kerk dateert van het midden van de 15e eeuw. In de loop van de twintigste eeuw groeide Kollum snel (foto onder) naar een bevolking die nu rond de 5600 zielen telt.
Aan haar welvarende verleden heeft Kollum nu een beschermd dorpsgezicht over gehouden. Bij de ingang van de jachthaven is een plaquette met kaart geplaatst (foto onder). Hierop staan alle bijzondere gebouwen en huizen van het dorp aangegeven.